In een brief die Kazimierz schrijft bij het oversteken van de Limpopo, en de grens met Transvaal, lezen we hoe uitgeput hij op dat moment al is. Hij strompelt, verliest het bewustzijn, en ijlt vaak. Maar hij zet door en wil kost wat kost de kaap bereiken in Zuid-Afrika. In deze brief lezen we ook dat hij het niet meer ziet zitten om ook terug te fietsen. Dat zou dan ook verklaren waarom hij op de terugreis met paarden, en een boot wil reizen. Hoewel ook dat geen plezierreisje zal blijken te zijn.

Messina, Transvaal 25 januari 1934

Lieve Maryś!

Op 23 januari stak ik vlak voor zonsondergang de brug over de Krokodillenrivier – de Limpopo-  over. Aan de andere oever wou ik meteen mijn tent op te zetten, maar daar had ik de kracht niet meer voor. Ik lag languit op de grond, heel lang, misschien wel tot middernacht. Uiteindelijk begon ik de tent op te zetten, maar ik had de kracht niet om te koken of zelfs een vuurtje te maken. De hevige koorts bedwelmde mijn bewustzijn, soms had ik zelfs hallucinaties – ik was niet meer van de wereld…

Er huilden jakhalsen, nijlpaarden brulden, maar ik was zo ziek dat ik geen greintje kracht had. De zon kwam op en begon verschrikkelijk te branden. Pas rond het middaguur pakte ik mijn spullen in, rustend na elke handeling. Ik ging op weg, maar zakte door mijn benen, het duizelde me, de wereld draaide om mij heen.

Het was al avond toen ik een boerderij van enkele Boeren bereikte, ongeveer 8 km van Beit-Bridge. Dit is een record: Een hele dag van bovenmenselijke inspanningen om 8 km af te leggen! 

De ochtend erop, deze ochtend, voelde ik me iets beter en ging ik verder, maar al na 8 km stopte ik bij een Poolse Jood die me uitnodigde – anders had ik in een hotel moeten overnachten. Wat een heikele bedoening zou zijn geweest!

Wat er precies met mij aan de hand is weet ik zelf niet en dokters vertrouw ik niet! Ik besef dat ik chronische malaria heb – dat weet ik zonder dokter! En dat ik kalm aan zou moeten doen en zware inspanningen moet vermijden is me al zo vaak verteld. Maar niemand heeft erbij verteld hoe ik zo’n leven kan bereiken.

De koorts komt te vaak terug, en zo hevig dat ik gewoon mijn bewustzijn verlies. Voor een langere periode is zoiets erg gevaarlijk. Als ik in Congo was, zou ik denken dat ik gele koorts (de kimputu) had, maar ik had daar geen symptomen van die ziekte, en hier is geen kimputu. Ik ben kortom totaal uitgeput – niet verwonderlijk! Ik heb zoveel meegemaakt sinds Tripoli dat bijna niemand dit zou hebben volgehouden!

Zo is het leven! – armzalig, ellendig, en als er dan zo’n dag als gisteren komt, is het echt loodzwaar! De zon brandde, de koorts verhitte mijn bloed, ik had dorst – ik had zo’n erge dorst! Het was nochtans niet ver naar de nederzetting, maar ik had geen kracht meer! Soms hallucineerde ik – zoals bij hevige koorts. Even later sprong ik weer recht, maar na een paar honderd meter viel ik weer neer.

Er passeerden veel auto’s op de weg – ik deed teken, wilde tenminste wat water, maar zo’n rijke man keek minachtend naar een fietser. Pas de tiende auto stopte. Het was een Jood uit Litouwen, eigenlijk uit Rusland. Hij gaf me wat water en een pond druiven – moge God hem belonen en voorspoed schenken!

Ik voelde me wat aansterken en kon zo de dichtstbijzijnde boerderij bereiken, waar ze melk voor me kookten en me een bed gaven (dat ik al zoveel dagen niet had gezien). Dat waren goede mensen.

Vandaag voel ik me iets beter, de koorts lijkt voorbij. Ik at met veel smaak van de koeienkaas met room en ook de sigaretten smaakten, dus het gaat al beter. Misschien blijf ik een paar dagen in Pietersburg (niet in Rusland!), zo’n 140 mijl van hier – de weg is hier heel goed, een echte snelweg! Ik zal onderweg een paar boerderijen passeren. Dus zal ik langzaam rijden – “stapvoets”, zoals ze zeggen.

Ik geef vandaag een nieuw adres, geldig tot er weer een nieuw wordt opgegeven (zoals altijd!), waar ik, als het lukt, zal proberen wat te blijven om mijn gezondheid en portemonnee wat aan te sterken want ik heb nog maar 23 pond – en hoe dan ook, geld zal ik nodig hebben, want welke weg ik ook neem, de terugweg zal vanuit Kaapstad beginnen.

En dat is de enige mogelijke plek om inkomen te vergaren, het centrum van de rijkste goudmijnen ter wereld. Maar het probleem is de taal, want het is moeilijk om steun te krijgen als je je niet kunt uitdrukken! Hopelijk helpt de goede God me wat zodat ik mijn kapitaal dat ik in Congo verdiende wat kan aanvullen.

Wat kan ik je nog schrijven? Ik weet het niet meer. Onlangs kreeg ik je brief, verzonden per luchtpost op 26 december – de vorige ontbreekt, en ook de aangekondigde kranten zijn nog niet aangekomen. Misschien zijn er problemen met de post, en kan er nog iets op mij liggen wachten in Livingstone, in Bulawayo, of in Beit-Bridge? Ik kan de post pas ophalen in Johannesburg, bijna 400 mijl van hier, wat minstens 2 weken tijd kost.

Bezorg daarom alles op het nieuwe adres, per luchtpost. Waarschijnlijk zal je brief mij in Johannesburg bereiken. Tot ik deze stad bereik, geef ik geen nieuw adres op. Want zoals ik al zei, ik ben van plan daar misschien een maand te blijven. Als de omstandigheden dat toestaan natuurlijk, want af en toe dwingt mijn gezondheid tot een stop.

Ik ben echt uitgeput – het is nu 2 jaar en 2 maanden dat ik door Afrika reis, onder omstandigheden die niemand zich kan inbeelden, zelfs jij niet. Om ze te beschrijven heb je een kilogram papier nodig!

Bid tot God dat ik onder de goudzoekers een paar mensen met een hart vind, want de volgende stop is pas in Kaapstad – 1500 of 1600 km van hier, en op die stad kan ik moeilijk rekenen. Er zijn daar wel een paar Polen maar van hen zal ik geen hulp aannemen. Die zou toch maar een “molensteen” blijken te zijn. En verder is Kaapstad een metropool, de belangrijkste haven van het land, een mengelmoes uit de hele wereld. Maar zonder gevoelens, zonder hart. In zo’n grootstad kun je van de honger sterven. En hoe zou ik geld verdienen? Werken mag ik er niet en stelen kan ik niet – dus blijft Johannesburg over, waar in de buurt van de vele goudmijnen met Gods hulp misschien iets te verdienen valt.

Het is moeilijk om geschikte onderwerpen voor de kranten de vinden. Ik wordt niet echt aangemoedigd en heb al helemaal geen zekerheid van de andere redacties. Als ik te uitgebreid schrijf, gooit Mróz het zomaar in de prullenbak. Ik heb al 10 kaarten geschreven aan Mróz, en ik schrijf er zeker nog eens zoveel en stuur ze vanuit Pietersburg (150 mijl van hier, dat is ongeveer 240 km). Daar zal ik ook de film ontwikkelen, hoewel ik echt niets interessants zie in de foto’s.,Maar ik heb geen kracht om van de weg af te wijken en naar de “reservaten” van de inheemse bevolking te trekken.

Pas op de terugweg zal ik de meest interessante delen van Zuid-Afrika zien – als ik het me tenminste kan veroorloven om ezels of muildieren te kopen. Met de fiets red ik het alvast niet – ik ben op het eind van mijn krachten.

Bovendien hebben muildieren of ezels geen echte wegen nodig. Ze gaan gestaag verder, ook bergop. Je kunt dan ook water meenemen. En het belangrijkste: je kan zonder dodelijk vermoeid te zijn de wereld bekijken.

Ik weet nog niet hoe de zaken zullen verlopen – in ieder geval ga ik niet met de fiets terug vanuit Kaapstad! Eerder per trein of schip of te paard en met boten.

Het is al heel veel voor één persoon om twee continenten te doorkruisen, Europa en Afrika, om dan nóg eens door centraal Afrika te trekken… Bovendien heb ik absoluut nog geen zin om te sterven. Maar ik voel dat als ik met de fiets naar het noorden zou terugkeren, mijn lichaam voor altijd in Afrika zou blijven!

Ik ben benieuwd wat Wiśniewski me zal antwoorden en of ik toevallig via hem een zadel kan kopen, want een nieuw kost maar liefst 10 tot 15 pond. In ieder geval zal ik een lichtere terugweg kiezen, want anders worden de redacteuren ook moe van mijn brieven!

Als ik Kaapstad bereik, zal dat voor mij een groot feest zijn. Jij weet dat ik een stuk van de reis in Soedan heb afgelegd via een trein langs de Nijl, maar uit noodzaak en op bevel van de politie. Als ik al die duizenden kilometers door de Sahara en Libië optel, samen met het afzien in Marada via Bengasi heb ik nog steeds het meeste op de fiets afgelegd. Bijna 19.000 km fietste ik in Afrika. En dat zonder de kilometers van mijn eerste reis van Tripoli via Tunis naar Algiers erbij geteld! (in 1928)

En altijd was het altijd vechten tegen honger, kou, dorst, oogverblindende hitte, malaria, ontelbare aanvallen. Weet je Maryś! – het is nauwelijks te geloven dat iemand zo’n ellendig zwerversleven kan doorstaan en nog steeds plannen heeft voor morgen, die trouwens een teken zijn van levenslust en geestelijke kracht.

Nu heb ik alleen wat rust nodig – het lijkt weinig, maar is toch zo moeilijk te vinden! Mijn bedelaarsleven kost minstens een halve pond per dag! En voor die prijs is er geen comfortabele kamer, geen voedzame maaltijd! Bij anderen te gast zijn is goed voor een dag, twee misschien. Maar je moet dan de gastheren vermaken, en soms nachtenlang wakker blijven – ik ben interessant voor hen, maar zij vervelen me dood! En zo zie je dat een arme man pas echt kan uitrusten in het graf!

Bovendien, zelfs als ik zou stoppen om uit te rusten, moet ik werken – hoewel ik graag werk- maar het is bittere noodzaak.

Vergelijkbare berichten