Kazimierz onderhield een levendige correspondentie met zijn vrouw, die in Polen zijn artikels liet publiceren om zo wat brood op de plank te krijgen. In dit fragment schrijft hij haar vanuit de woestijn, op het einde van zijn odyssee..
Sahara, 5 november, 1936
Mijn geliefde Maryś!
Vandaag kan ik van hieruit al de zuidelijke kant van het Atlasgebergte zien oprijzen. Dat wil dus zeggen dat ik de grens van de Sahara heb bereikt. In een slakkegang heb ik dit onherbergzame en lastige deel van de reis afgelegd. Van aan het Tsjaadmeer tot aan het Atlasgebergte.
Vandaag overnacht ik op een boogscheut van de laatste oase, die van Biskra.
Gisteren heb ik veel aan je gedacht, ik heb niet geschreven omdat ik doodmoe was.
De weg leidde door een beangstigend witte zoutvlakte, kuilen, ik kon nauwelijks nog uit mijn ogen kijken.
En gisterochtend was het 5 jaar geleden dat ik met jullie drieën naar de bus in Borushino liepen.
Op dit moment is het bijna 5 jaar geleden dat ik de Poolse grens overstak ten zuiden van Krakau.
5 jaar!
In de Sahara weerklinkt het gejammer van jakhalzen, een geurig vreugdevuur brandt voor de tent.
Alles is vredig nu. De sterren fonkelen. Het is koud en vriest bijna.
48 km voor me ligt de laatste oase van de Sahara, al Biskra!
Ik kus je en streel je teder, al 5 jaar lang je oude Afrikaanse zwerver…