Waarin Kazimierz de sluwe praktijken van de Britten aan de kaak stelt, de gevolgen van de crisis beschrijft en eens te meer de blanke verdorvenheid hekelt.

Op 30 december 1933 rijd ik ‘s avonds met mijn fiets langs de Gwaai-rivier en bij een spoorweg vind ik een brug. Wie deze rivier probeert over te zwemmen belandt geheid op het menu van de vele krokodillen. Ik besluit de spoorweg te volgen. De sporen zijn gloeiend heet en kreunen onder de loden zon, voorts is er niks dan een drukkende stilte over dit gebied. Ik breng de jaarovergang van 1934 in mijn tent door maar kan niet slapen omdat buiten een storm woedt. Bliksemschichten verlichten de hemel en het gebulder van de donder is oorverdovend.  De stortbui is zo hevig dat het hele gebied binnen enkele seconden onder water staat en mijn tentharingen worden losgerukt. Dus bedek ik mezelf en mijn fiets met het tentdoek en kijk toe hoe het snelstromende water rond mijn knieën kolkt. En dan te bedenken dat ik nog maar een paar dagen geleden gek werd van de dorst!

Op een paar kilometer van Bulawayo kom ik enkele boerderijen tegen. Vele zijn verlaten. De eigenaars hebben hun fortuin verloren na de rampzalige droogtes, veeziekte en sprinkhanenplagen die het gebied hebben geteisterd. Op een van deze boerderijen ben ik getuige van een ongewoon tafereel. De inheemse bedienden hebben er zevenhonderd eieren gekookt waarvoor ze geen koper kunnen vinden en de kinderen van de boer gooiden ze stuk op verschillende doelen. De verbrijzelde eieren werden dan opgegeten door kippen, die met duizenden tegelijk over de grote binnenplaats lopen.

Hoewel Bulawayo niet de hoofdstad van Zuid-Rhodesië is, kan het beschouwd worden als het hart van de kolonie door zijn ligging op het kruispunt van de twee belangrijkste spoorwegen[i]. Toch kan ik er de armoede voelen die schuilgaat onder het vernis van pracht en praal. De winkels liggen vol koopwaar maar er komen geen klanten meer. Bijna niemand heeft nog geld en zij die het hadden willen het niet meer uitgeven, omdat hun toekomst er hoogst onzeker uitziet. De stad krioelt van werklozen en mensen die bankroet zijn gegaan. Veertig jaar geleden bestonden Rhodesië en Bulawayo nog niet. Dit gebied was een lege plek op de kaart van Afrika, slechts bewoond door wilde, inheemse stammen. De grootste stam was de Matabele, geregeerd door een despotische vorst genaamd Lobengula[ii]

Eerst had een Britse missionaris geprobeerd om vreedzaam in de gunst van Lobengula te komen voor de blanke kolonisten, maar tevergeefs. De Engelse kapitalist Cecil Rhodes probeerde toen om dit gebied, waar goud was ontdekt, met geweld in te lijven bij het Britse Rijk. Begin december 1893 drong majoor Wilson, een Engelsman van Schotse afkomst, het gebied achter de Shangani-rivier binnen met drieëndertig soldaten. Zwarte krijgers vielen de indringers aan en doodden hen allemaal. Wat Lobengula niet wist was dat Cecil Rhodes en zijn metgezellen de soldaten en de officier opzettelijk hadden opgeofferd om zo een voorwendsel te hebben om een oorlog te beginnen. In de Britse pers werd een schandaal gecreëerd met uitvoerige artikelen over de ‘slachting’ van de patrouille van majoor Wilson. De bloedstollende beschrijvingen hadden het gewenste resultaat en de oorlogskoorts woedde door heel Engeland[iii]. Lobengula was kansloos tegen deze grote, machtige en goed bewapende invasiemacht van duizenden jonge Engelse vrijwilligers De Britse regering verkondigde officieel dat deze hele episode de privézaak was van Cecil Rhodes[iv] en zijn bedrijf. Hij en zijn trouwe krijgers vluchtten snel uit het gebied. Het zwart bloed vloeide op het gouden zand.

Niet lang daarna werden er spoorlijnen aangelegd door het wilde land en ontstonden er mijnen en boerderijen. De Union Jack wappert nu over de geboortegrond van de Matabele, Mashona, Batonga en andere, kleinere stammen.

[…]
Dit is een fragment uit het boek.
Wil je op de hoogte blijven van de publicatie?
Vul het formulier in.

Aan het geluk van de zwarte bevolking is hier in ieder geval een einde gekomen. Hun reservaat ligt in de barre savanne. Terwijl ze uitkijken op de prachtige vlaktes die zijn veranderd in boerderijen en akkers, is hun grond ongeschikt voor landbouw.  De zwarten hebben geen toestemming gekregen zich in het lager gelegen gebied te vestigen en mogen hier enkel als boerenknechten werken. Dit waren de zogenaamde “Kroongebieden”[vi] die zijn verkocht aan de blanken. Of die in afwachting van de komst van nieuwe blanke kolonisten alvast voor hen zijn gereserveerd. Alleen het land dat als ‘reservaat’ is aangewezen, kan worden gebruikt door de inboorlingen. Deze zijn meestal gelegen in moerassige of steenachtige gebieden waar malaria heerst. Zo ziet de ‘nieuwe fase van ontwikkeling’ van Afrika er dus uit.

Bezienswaardigheden in Zuid-Rhodesië zijn de nu beroemde ruïnes in Zimbabwe[vii], en de minder indrukwekkende Khami (gelegen aan de gelijknamige rivier). Er zijn hier al veel onderzoekers geweest, maar hun meningen over de ruïnes variëren. In ieder geval zijn ze het er allemaal over eens dat de zuidelijke delen van Afrika ooit bewoond werden door mensen van een hoogontwikkelde beschaving.

Bij mijn terugkeer in Bulawayo word ik door een aanval van malaria aan mijn hotelbed gekluisterd. Telkens als de koorts een beetje zakt ga ik mijn financiën na want de kamer is echt te duur voor mij om lang aan te houden. Na vier dagen heb ik nog steeds koorts en voel ik me zwak maar ik moet de stad verlaten wegens geldgebrek. Ik kampeer veel liever in de wildernis dan dat ik een rekening niet zou kunnen betalen.


[i] Bulawayo, de op één na grootste stad van Zimbabwe. De nederzetting werd in 1893 door de Britten bezet en in 1894 verplaatst naar de huidige locatie, 5 km zuidwaarts, en tot stad uitgeroepen.

[ii] Lobengula Khumalo (1845-1894) was de tweede en laatste koning van het Ndebele (of Matabele) volk. Ndebele betekent in de Sindebele taal “de mannen van de lange schilden”.

[iii] De historische lezing van de feiten tijdens deze zogenaamde Eerste Matabele-oorlog is vandaag de dag anders. De expeditie van Wilson is wel degelijk overvallen en uitgemoord, maar op dat  moment was de oorlog tussen de milities van Rhodes en de koning al in een beslissende plooi gevallen. Lobengula zou zijn stad in brand steken en vluchten maar een maand later, op 24 januari 1884, worden gevangen en vermoord.

[iv] De handelwijze van Rhodes had een enorme impact op Zuidelijk Afrika en het leven van de inwoners. Hij bouwde een groot imperium op in Zuidelijk Afrika, maar daarbij negeerde hij de rechten van de mensen – de “inboorlingen”, zoals hij ze noemde – die op het door hem geclaimde land woonden. Rhodes’ verdragen met de verschillende Afrikaanse stamhoofden hadden vaak een dubieus karakter en hij verlegde of negeerde routinematig vastgestelde grenzen met andere Europese koloniale machten, wat hem soms in conflict bracht met het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken. Een deel van de wetgeving die werd aangenomen toen hij premier van de Kaap was, legde de basis voor het discriminerende apartheidsbeleid van Zuid-Afrika in de 20e eeuw.

[v] Los van de academische discussie is het een feit dat de Britten (en andere overheersers) in Afrika nooit gedacht hebben aan een machtsdeling met, laat staan een overdracht aan, de lokale bevolking.

[vi] In 1923 droeg Rhodes namens zijn British South Africa Company het gezag over het gebied over aan de Kroon. Vandaar dat Kazimierz misschien spreekt van de  Kroongebieden. In feite ging het dus om de inlijving van gebied dat door de ondernemer-politicus Rhodes onder controle was gebracht van de blanke economische en politieke belangen. 

[vii] Groot-Zimbabwe is een middeleeuwse stad in de zuidoostelijke heuvels van Zimbabwe bij het Mutirikwe-meer en de stad Masvingo. Vermoedelijk was het de hoofdstad  van een groot koninkrijk, hoewel niet zeker is welk koninkrijk, tijdens de late ijzertijd van het land. De gebouwen zouden zijn opgericht door de Shona. De stad is door de UNESCO erkend als werelderfgoed.

Vergelijkbare berichten