Waarin Kaziemierz heel wat afsakkert op zijn lokale dragers bij de beklimming van de Ruwenzori en uiteindelijk hen de schuld geeft van zijn mislukte poging om de top te bereiken.

Na mijn avontuur bij de pygmeeën haal ik mijn fiets weer op en rijd ik verder tot aan de voet van de hoogste bergketen van Afrika en kom ik aan in Beni. De nederzetting is onlangs wereldberoemd geworden dankzij een Belgische expeditie die de pieken van de Ruwenzori heeft bedwongen[i]. De hoogste piek -Margareta- reikt 5.125 meter boven de zeespiegel uit. Men noemt ze ook wel de Maanbergen omdat ze alleen ‘s nachts goed te zien zijn als het maanlicht op de Margaretagletsjer weerkaatst[ii]. Overdag zijn de bergen steevast in wolken en mist gehuld. Ondanks de nabijheid van de evenaar is dit bergmassief boven de 4000 meter permanent bedekt met sneeuw. Het vooruitzicht van sneeuw was voor mij net zo aantrekkelijk als een magneet is voor ijzervijlsel. Stel je voor: witte sneeuw zo dicht bij de evenaar, glinsterend in de stralende zon! Ik heb een onredelijk en onweerstaanbaar verlangen naar die sneeuw. Al jaren zag ik geen sneeuw meer.  Vooral bij het lezen van brieven van thuis die beschrijven hoe de vorst de velden en bossen bedekt, mis ik het witte wonder. Ondertussen lig ik te bakken in de brandende zon. Dus pak ik wat bonen, maniok, aardappelen, meel, thee en suiker in mijn rugzak. Ik laat mijn fiets en bagage achter in de vallei en vertrek vergezeld door een drager op weg naar de Maanbergen. De exploten van een rondtrekkende Pool lijken ongetwijfeld lachwekkend in vergelijking met de prestaties van de Belgische en Italiaanse expedities.

Af en toe doemt de immense Ruwenzori voor me op, maar even vaak versluieren de dichte wolken die komen aandrijven mijn doel. En dan worden de besneeuwde toppen aan het zicht onttrokken.

De zon staat nog hoog aan de hemel als we halt houden in Kaparata, op aandringen van mijn gids. Hij beroept zich op een voorschrift dat bepaalt dat een fundi niet meer mag lopen dan 25 kilometer per dag. Of hooguit vier uur. In de vroege avond schittert de witte gletsjer in al zijn pracht tegen de donker wordende hemel en uit de savanne weerklinkt een concert van cicaden. Vuurvliegjes dansen in de diepblauwe schemering die al vlug overgaat in een klamme nacht. Uit angst voor luipaarden sluiten de inboorlingen zich samen met hun geiten op in hun donkere, muffe hutten terwijl ik op de grond ga liggen naast een vuur en snel in slaap val. Na twee dagen lopen bereiken we het dorp Mutwanga, dat vlakbij bij de bergen ligt. Ik zit te eten met een aardige ambtenaar die daar op zakenreis is als mijn fundi onverwachts opduikt en aankondigt dat hij naar Beni terugkeert. Hij mist zijn thuis en ziet het nut van werken niet in[iii]. In Beni zijn er immers bananen in overvloed. Men kan ze -naargelang de soort- gegrild of gekookt eten, met bananenbier en men kan dan naakt gaan liggen en in een zorgeloze slaap vallen.

De volgende morgen vertrek ik met twee nieuwe fundi naar de bergen. Het is verschroeiend heet en de hellingen zijn steil dus ik word al snel moe. Het hoge gras maakt geleidelijk plaats voor een betoverend tropisch woud. We wandelen in de schaduw van prachtige bomen en enorme varens maar deze maken de tocht des te moeilijker. Tegen de avond bereiken we Kolonge, een dorp van inheemse hooglanders op meer dan 2000 meter boven de zeespiegel. Hutten van bamboe torenen boven een diepe ravijn uit. Ze zijn omringd door kleine percelen waarop aardappelen en maïs wordt verbouwd. De avondkoelte daalt neer vanaf de bergtoppen.

‘s Morgens blijkt dat mijn gidsen in de voetsporen zijn getreden van hun voorganger en ook zijn gevlucht! Ik ben gedwongen om nieuwe te zoeken, maar niemand lijkt erop gebrand om hun plaats in te nemen. Pas als een sultani (dorpsleider) ingrijpt dienen twee magere inboorlingen zich aan als ‘vrijwilliger’. Een nieuwe fundi neemt de bagage van de gidsen mee en ik laad mijn veldmatras en wat voedsel op de rug van een andere fundi. Zelf draag ik de rest van het voedsel samen met mijn camera, water en een geweer.

[…]
Dit is een fragment uit het boek.
Wil je op de hoogte blijven van de publicatie?
Vul het formulier in.

Ik ben de eerste Pool die de Ruwenzori beklom tot op een hoogte van 4.500 meter. Ik heb een nacht in de sneeuw doorgebracht zonder tent, bed of een fles whisky.

Misschien had ik wel doorgezet met mijn klim naar de top – nog maar één dag verwijderd – als ik in beter gezelschap was geweest. Mijn lokale metgezellen zijn meer een belemmering dan een hulp geweest op deze expeditie.

Drie dagen later zit ik bij een vuur in Mutwanga en staar naar de besneeuwde pieken. Ik ben er zo dicht bij geweest. Nu zit ik weer in de verzengende tropen waar de zon brandt met een ongekende intensiteit. Net de vuren van de hel. Opnieuw zoemen de vliegen genadeloos om me heen terwijl de verrotte stank van het water in de stilstaande plassen mijn neusgaten plaagt. De Ruwenzori lijkt naar me te lonken maar ik weet dat ik nooit meer zal terugkeren.


[i] Een Belgische wetenschappelijke expeditie in het gebergte is dan net achter de rug. In 1937 wordt daarover inderdaad een boek gepubliceerd: de Hemricourt de Grunne, X., Hauman, L. Leon, Burgeon, L., Michot, P., & Thiriar, J. (1937). Le Ruwenzori : mission scientifique belge 1932 : vers les glaciers de l’Equateur. Bruxelles: Dupriez.

[ii] Voor de naamgeving van de Maanbergen (Mountains of the Moon) bestaan verschillende verklaringen. De naam Rwenzori zou afgeleid zijn van rwe nzururu, wat “plaats van sneeuw” betekent in de Bakonzo taal. De witte vlakte bovenop het massief kan geassocieerd worden met het witte maanoppervlak. 

[iii] Hier laat Kazimierz zich weer eens laatdunkend uit over het gebrek aan werklust en initiatief. Het is voor de ambitieuze Pool onbegrijpelijk dat de drager die hij inhuurt, ongetwijfeld voor een schamel bedrag, hem zomaar de rug toekeert. Hij verklaart die werkonwilligheid door aan de man een soort aangeboren hedonisme en luiheid toe te dichten. Daarmee gaat hij voorbij aan de mogelijke desinteresse, vermoeidheid, ondervoeding en andere ongemakken waarmee zijn drager misschien worstelt.

[iv] Wellicht de maandnummering juni, juli en augustus 1932. Kaziemierz komt dus een jaar later op dezelfde plaats.

[v] Nu Nyiragongo, een zeer actieve vulkaan nabij Goma.

Vergelijkbare berichten