Na een tocht van vijf jaar en vier weken ben ik terug uit Afrika. Het continent zal me nooit meer loslaten en voor altijd een plaats in mijn hart hebben. Ik hoef mijn kleine reisdagboek maar open te slaan en mijn avonturen komen me weer glashelder voor de geest te staan.

In 1927 zet ik voor de eerste keer voet op Afrikaanse bodem. Die eerste trip door Noord-Afrika is voor mij een openbaring maar ik moet ze afbreken wegens geldgebrek. Ik neem me echter voor om terug te komen en de gebieden achter de Middellandse Zeekust te ontdekken. Ik zou het mysterieuze binnenland van het continent doorkruisen. Per fiets.

Vooraf lees ik alles over de kolonies waar ik de hand op kan leggen. Die boeken zijn steevast geschreven in het jargon dat machtige naties gebruiken wanneer ze het hebben over hun verafgelegen territorium. Dan gaat het over beschaving brengen, en vooruitgang. Ik beken eerlijk dat ik voor mijn vertrek jaloers was op de Fransen en andere koloniale grootmachten met al hun overzeese bezittingen.

Ik verdiep me ter voorbereiding in de geografie en de etnografie van die landen. Ik stuit op lijvige werken die mooi ontworpen zijn en vol staan met prachtige illustraties. Ik tref cijfermateriaal aan dat de waarde van de koloniale ‘kroonjuwelen’ bevestigt.

Nadat ik alles heb gelezen wat ik te pakken kon krijgen keer ik terug naar het Donkere Continent. In 1931 trek ik zelf het binnenland in. Ik vertrek op 6 november uit Boruszyn, ten noorden van Poznan en neem de trein naar Rome. Per fiets gaat het naar Napels waar ik de overzet naar Noord-Afrika neem. Op 26 november bereik ik Afrika en een paar dagen later vertrek ik vanuit Tripoli. 

Terwijl ik dag na dag dieper het binnenland inrijd, ontdek ik een ander Afrika. Het is arm, ziek, grauw, zwart en smerig. Dat is voor mij een pijnlijke ontdekking. Het woord kolonie, dat me ooit jaloers maakte, vervult me nu met diepe afkeer. Er bestaan twee Afrika’s. Het ene bestaat voor de show en wordt opgevoerd in de officiële verhalen, het andere is nagenoeg onbekend. Om dat tweede te ontdekken moet je moeite doen en een levensgevaarlijke reis ondernemen waarop je geplaagd wordt door ziekte, honger, dorst en ontelbare ongemakken. Daarom is dit onbekende Afrika zo zelden beschreven door reizigers.

Ik maak mijn tocht per fiets, te voet, te paard, per boot en zelfs op een dromedaris. De toeristische wegen vermijd ik omdat die toch niks anders te bieden hebben dan gekunstelde schijnvertoningen die je als bezoeker op het verkeerde been zetten.

Ik passeer in Tripoli, Cairo, Johannesburg, Kaapstad en Brazzaville… eilandjes van beschaving die verspreid liggen over het wilde Afrika. Die steden zijn nooit het doel van mijn reis. Ik kies voor de wildste, meest afgelegen paden en trek door verlaten, lege gebieden. Ondanks alle inkt die al over dit continent gevloeid is kom ik terecht in een land dat nauwelijks bekend is, even mysterieus als de Sfinx zelf. Op mijn tocht wil ik Afrika leren kennen. De geheimen en mysteries die ik ontsluier schrijf ik op. Wat ik van Afrika weet deel ik in wat nu volgt met mijn lezers.

Vergelijkbare berichten